Zie je me gaarne?

Had het gesprek van Jezus met Petrus plaats gehad aan de Belgische kust of op een vissersboot op de Schelde of aan de oever van de Donk en in het Vlaams gevoerd, dan zou de vraag van Jezus aan Petrus wellicht als volgt geklonken hebben: Petrus, zie je me geirne, Petrus, zie je me graag.

We kunnen nu discussiëren- of de vraag “zie je me graag” even veel betekent als de vraag “ hou je van mij”. Van iemand houden is meer dan iemand graag zien.

In het evangelie van Sint Jan stelt Jezus de vraag: “Petrus, Simon, heb je me lief?”. Hij vraagt zelfs of hij hem meer lief heeft dan de anderen.

“Zie je me graag?”. Het is een gevoelsvraag. Zien is meer en anders dan kijken. Zien gaat al naar de diepte, er is immers meer dan wat wij oppervlakkig waarnemen.

In het vierde evangelie en in de brieven van Johannes komt liefde vaak ter sprake. In zijn afscheidsrede zei Jezus uitdrukkelijk; ”Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad” (Joh. 15,12)

Johannes was de leerling van wie Jezus viel hield (Joh. 21, 7). Op de paasmorgen liepen Petrus en de andere, de door Jezus beminde leerling naar het graf. Maria Magdalena had aan hen Petrus en aan hen gezegd dat de steen van het graf was weggerold. Johannes kwam het eerst bij het graf, Hij laat daar Petrus als eerste binnengaan en hij ging daarna zelf binnen. “Hij zag en geloofde.” Geloven, dit is vertrouwen schenken.

Aan de oever van het meer van Tiberias is Johannes de eerste in het groepje vissers om Jezus te herkennen na de grote visvangst. Liefde maakt blind, zegt het spreekwoord. Maar door de liefde kan je meer ontdekken in de persoon die je ontmoet.

Jezus bevraagt aan de oever van het meer van Tiberias de sterkte van de liefde van Petrus. “Simon, zoon van Johannes, hebt jij mij meer lief dan dezen mij liefhebben?”

De vraag wordt driemaal herhaald. Verliefden stellen ze misschien honderd maal en nog meer. Hier is de vraag toch pijnlijk. Petrus weet van zichzelf dat hij Jezus heeft verloochend, ja tot driemaal toe. De apostelen zijn op de vlucht geslagen als Jezus werd aangehouden. Wanneer hij stervende is aan het kruis zag hij zijn moeder en naast haar de leerling, die hij liefhad.

Jezus vraagt aan Petrus, die zijn meester heeft verloochend, of hij meer liefheeft dan de anderen, meer zelfs als de door hem beminde leerling. Jezus krijgt de kans om zijn schuld bij de verloochening te verwerken. Hij mag ervaren dat Jezus hem een nieuwe kans geeft.

De onwennigheid neemt toe omdat Jezus de vraag drie maal stelt. Ze wordt opgeheven wanneer Petrus verklaart: “Heer, je weet alles, je weet toch dat ik van u houd.” Meteen hebben wij hier een gebed, dat wij tot het onze mogen maken. Heer, je kent mij beter dan ik mezelf ken.

Omdat Petrus van Jezus houdt, omdat hij hem liefheeft, krijgt hij deze grote verantwoordelijkheid binnen de volgelingen van Jezus. Van Jezus houden, zijn gebod van de liefde opvolgen, dit is het criterium voor een verantwoordelijkheid in zijn gemeenschap, die zich in tijd en ruimte zal verspreiden.

Het laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie geeft een kerkelijke (ecclesiologische) toets aan een christologisch evangelie. Het brengt Johannes en Petrus alweer samen en wijst toch op een onderscheid.

Petrus heeft meer dan 260 opvolgers. Onder hen zijn er martelaren en heiligen, maar ook pausen die ergernis hebben gegeven. Er zijn pausen geweest, meer bekommerd om eigen belang en dit van hun familie, meer bezorgd om de macht van de Vaticaanse staat dan om de navolging van de zoon van de timmerman uit Nazareth, die niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen.

Wij zijn dankbaar voor opvolgers van Petrus, die de weg gewezen en blijven wijzen naar Jezus.

Bisschop Emiel-Jozef De Smedt had een heel goede band met paus Paulus VI. In zijn boek Dag Vriendelijk Licht getuigt hij van daze paus. “Deze paus treft me steeds opnieuw door zijn nederige en hartelijke liefde voor Jezus en de mensen. Hij staat gewetensvol en totaal in dienst van Jezus. Zijn enige bekommernis is trouw te zijn aan zijn Meester voor de mensen niets te verzwijgen van de bevrijdende leer van het Evangelie.

Een gesprek met paus Paulus is een genade. Je voelt in hem de aanwezigheid van Jezus. Toen ik bij mijn laatste audiëntie afscheid nam, zei hij “ Laten we solidair zijn en veel voor elkaar bidden.” En toen deed hij iets wat ik nooit zal vergeten. Hij legde zijn vingers op mijn borstkruis, keek me in de ogen en ze: “Het is toch voor Hem dat wij het doen.” (E.J. De Smedt, Dag Vriendelijk licht; Voor een hartelijke kerk, p; 60)

De band met Christus schept vreugde. Dit geeft paus Franciscus ons mee in zijn brief over de vreugde en hij doet dit elke dag bij zijn homilie in de kapel van het huis waar hij verblijft.

De paus nodigt “iedere christen uit, waar hij ook is en in welke situatie hij zich ook bevindt, vandaag nog zijn persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus te hernieuwen of minstens de beslissing te nemen zich door Hem te laten ontmoeten, Hem elke dag onophoudelijk te zoeken. Er is geen reden waarom iemand kan denken dat deze uitnodiging niet voor hem is, omdat “niemand is uitgesloten van de vreugde die door de Heer is gebracht”.

De overdracht stelt een kruisweg voor ogen. Het is een zware zin:

Aan het getuigenis voor Jezus is pijn verbonden. Vandaar dit moeilijke vraagje naar de toekomst. Wat gaat er verder gebeuren? “Toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging waarheen je wilde, maar wanner je oud wordt zal en andere je handen grijpen, je een gordel aandoen en je brengen waar je niet naartoe wilt” (Joh. 21;18).

Bij het meer van Tiberias heeft Petrus er niet aan gedacht dat hij in Rome zou terecht komen, dat hij er onder keizer Nero zou sterven en dat er boven zijn graf een grote basiliek zou worden gebouwd.

De keuze voor Jezus brengt voor een aantal christenen vervolging teweeg. De Pakistaanse Asia Bibi kan er van mee spreken.

De uitspraak van Jezus overwegen mensen die ouder worden, die de lichamelijk en geestelijke krachten voelen minderen en van anderen afhankelijk worden, niet altijd wetend waar ze zullen terecht komen en aan wiens handen overgeleverd.

Dat ze waar ze terecht komen mogen ervaren dat er begrip en liefde, is, dat zij bekwame zorg krijgen gedeeld met sterke empathie.