Eeuwig is niet (al)tijd (1998)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

TANTE BETSIE EN HET EEUWIG LEVEN


Kleurrijke hoogtepunten in mijn kinderjaren waren de bezoeken van tante Betsie. Zij had een diepe stem, hoog uit de keel en bolle, rollende ogen. Ze woonde in België. Ze had altijd smokkelwaar bij zich. "Als ze ons betrappen, wordt de auto in beslag genomen", verzekerde ze samenzweerderig. Smokkelen gaf haar een kick; op de terugweg nam ze tien blikken Prima Rinsche Appelstroop mee en veel boter. Zo leerde ik al jong dat er ook zonden waren die mòchten.
Ik moet een jaar of zeven zijn geweest toen Betsie sprak over een geheimzinnig verleden. Haar broer, Albert, was in de eerste wereldoorlog gesneuveld. Ineens zei ze: "Wij stellen ons Albert als een achttienjarige jongen voor, maar hij is nu in de hemel ook al vierenzestig..." Ik was geschokt. Mijn voorstelling van de hemel was onhoudbaar geworden. Ofwel je werd er ouder en dan zou het er daar boven een merkwaardige samenleving zijn... ofwel je werd niet ouder, maar hoe zat het dan met alle pasgeborenen die stierven? Ik begreep dat er iets grondig mis was met de eeuwigheid.

GOD AANSCHOUWEN

"Ik schenk jullie eeuwig leven", belooft Jezus zijn leerlingen. Wat schenkt hij ons? Kun je het voelen, of is het spirituele ijl en abstract? De gepopulariseerde theologie heeft bij hele generaties een fout beeld van eeuwig leven geschilderd. Ik bewaar een catechismus uit 1853, gedrukt in Gulpen. De teksten stamden uit 1788 en verschillen niet wezenlijk van de catechismus die wij in de vijftiger jaren lazen. Les vijftien gaat over het eeuwig leven. "Wat is het eeuwig leven?" Het antwoord luidt: "God eeuwig te aanschouwen in den hemel." Daarna gaat men in op de details: hel, vagevuur en voorgeborchte. Het zijn allemaal plekken in het heelal. De hel wordt genoemd: "een onderaardsche plaats van onbegrijpelijke tormenten die God bereid heeft om de duivels en de verdoemden te pijnigen".

DE DUIF EN DE BRONZEN AARDE

De eeuwigheid is in deze opvatting niet van een hogere orde dan de tijd; het is de eindeloze voortduring ervan. Een missiepater bracht voor de oorlog de kerk van de Sittarderweg tot sidderen. Hij nodigde zijn gehoor uit zich voor te stellen wat het is om eeuwig verdoemd te zijn. "Stelt u zich voor dat de aarde van brons is en dat er elke eeuw een duif komt die met zijn vleugel langs het oppervlak strijkt. Tegen de tijd dat de aarde weggesleten is, is er één seconde van de eeuwigheid voorbij."

PARIJS EN BERLIJN

Toen ik dat ooit vertelde begon een vrouw te lachen. "Er waren ook andere predikanten, hoor. Ik heb eens, voor de oorlog gebiecht dat ik drie doodzonden had gedaan. 'Ho, ho,' zei de pater. 'Zo gauw doe je geen doodzonde. Doodzonden komen maar weinig voor. Misschien in heel Europa twee per jaar, één in Parijs en één in Berlijn...'" Ik herinner mij mijn zorg of het nooit eindigende aanschouwen van God, niet toch gaat vervelen op den duur. De hel was zeker onplezieriger, maar of het in de hemel nou zo leuk was?

HET EEUWIG LEVEN NU

Laten we opnieuw naar Johannes luisteren. "Wie Jezus volgt, heeft deel aan het eeuwig leven". Nu al. Niet later, niet na de dood, maar nu. Het eeuwig leven is het èchte leven, het wàre leven, het leven in zijn oorspronkelijke bedoeling, zoals het uit Gods hand komt. Het is onverwoestbaar, het zal dood en bederf trotseren, maar dat is niet belangrijk.
Voor Jezus bezit iemand het eeuwig leven die zich tot zieken wendt met woorden van troost en met genezende handen. Wie het ware leven wil hebben moet mededogend zijn, gastvrij voor vreemdelingen en met een groot hart voor de zwakkeren op aarde. Het ware leven heeft de mens die brood breekt en deelt. Een mens die oordeelt en handelt, niet uit eigenbelang, maar met het oog op het geheel, vanuit een goddelijk standpunt. Dat geeft je een goed gevoel, je voelt je in overeenstemming met de kosmos, je valt samen met het geheel.... Heel even. De eeuwigheid duurt soms maar een kort ogenblik, maar het verbindt je met alles en allen.
Misschien is die oude uitdrukking uit 1788 zo gek nog niet: het schouwen van God... dat is in elk geval niet kneuterig of knusjes. Je verliezen in God..., opgaan in het Al... Het lijkt me heel erg waar, als je het maar dichterlijk kunt verstaan.

TANTE BETSIE (2)

Toen mijn broertje stierf wilde mijn moeder geen uitvaart in het zwart, met donkere kazuifels en ornamenten. De priester zou wit dragen. Wit van de hoop. Tante Betsie was de peettante van mijn broertje. Mijn moeder belde haar op. Het zou vervelend zijn als ze de enige was die zwarte rouwkleding zou dragen. Op de dag van de begrafenis verscheen tante Betsie. Ze had zichzelf van top tot teen in het wit gestoken: witte kousen, mantelpak en hoedje. Het ontroerde mij diep. Ze deed het voor Dré. In haar witte mantelpakje zaten 20 pakjes sigaretten. Verborgen in het wit van de eeuwigheid. Ze ging met boter en stroop naar Visé terug. Ze zou de jaren van Dré en van Albert verder tellen.

TWEE ZINGENDE HERDERS

Lieve kinderen. Herder Simon was met 90 schapen onderweg. Hij liep voorop en zocht plekken in de woestijn waar een beetje gras groeide. Herder Jona zocht ook met zijn kudde naar eten en drinken. Toen werd het avond. Ergens in de buurt hadden de herders met stenen een ronde muur gestapeld. Daar liep herder Simon en herder Jona naar toe, want achter de muur waren de schapen veilig 's Nachts hoorde je soms de wolven huilen. Dan waren Simon en Jona direct klaarwakker. De volgende ochtend gingen ze weer op pad. Dan moesten de 90 schapen van Simon en de 80 schapen van Jona weer in hun eigen kudde met hun eigen baasje mee. Hoe zoek je zo iets uit? Schapen lijken zo op elkaar! Nou, dat was niet moeilijk. Simon liep een eindje naar buiten en begon te zingen. Alle negentig schapen van Simon herkenden die stem, want ze hielden van hem. En de tachentig schapen van Jona, die gingen op de stem van Jona af. Zo zegt Jezus, wil ik herder zijn. Een goede herder. En ik roep al mijn schapen bij hun naam. Dus als je hoort roepen: "Kom eens, jij daar, dan trekken we samen dit boompje omver..." of "Dan gaan we dat meisje op de hoek plagen..." dan is dat niet de stem van de herder... Maar als je hoort: "Heb je de kindjes uit Soedan op de televisie gezien, hoe een honger ze hadden; kun je ze niet helpen?" of "Zie je dat kindje huilen, kun je het niet troosten...?", dan hoor je de stem van de Herder!