Evangelieprikje 2016

Als een mens bij volle bewustzijn zijn einde voelt naderen, kan hij in zijn laatste woorden terugkeren tot de kern van alles. Voor de Bijbel en dus ook voor de christenen is dat de liefde. Zonder die liefde kan men het nieuwe verbond niet begrijpen. Of dat verbond al dan niet toekomst heeft, zal dan ook afhangen van het feit of er liefde is of niet. Als het leven en de woorden en daden van Jezus ons iets zouden moeten geleerd hebben, dan is het dat God in Jezus de liefde concreet voorleeft. Het hoeft ons dus niks te verbazen dat de laatste woorden die Jezus tot zijn leerlingen spreekt een oproep is om de liefde onder elkaar te bewaren. Als ze niet weten hoe ze dat moeten doen, dan moeten ze maar kijken hoe Jezus die liefde naar hen toe concreet gemaakt heeft. Pas als die onvoorwaardelijke liefde onder de volgelingen van Jezus aanwezig is, zal het voor de wereld duidelijk zijn wat christen-zijn echt inhoudt.

Allemaal heel mooi, maar ondertussen zitten we eenentwintig eeuwen verder en hoewel er bij heel veel christen heel veel liefde te bespeuren valt, toch zijn er nog altijd verschillende strekkingen in het christen-zijn en die verschillende strekkingen gaan niet altijd op een evangelische manier met elkaar om. We kunnen alleen maar hopen dat de paus nog veel jaren krijgt om het werk van zijn grote voorbeeld – Franciscus – verder te zetten.

Maar dat betekent nu niet dat we alles aan de paus moeten overlaten, ook bij ons moet er liefde aanwezig zijn tussen de gelovigen. Is dat zo? Ik zie nog altijd in veel kerken dat mensen juist zo ver mogelijk uit elkaar gaan zitten. Ik wil nog geloven dat we dit niet uitsluitend moeten interpreteren als een gebrek aan verbondheid, vriendschap, naastenliefde tussen de gelovigen, maar het zal er misschien wel iets mee te maken hebben. Om te kunnen spreken van liefde tussen mensen, moeten die mensen elkaar wel kennen. Kennen wij de mensen met wie we samenkomen om eucharistie te vieren? Weten we wie eenzaam is, wie worstelt met een vechtscheiding? Dragen wij zorg voor de mensen in onze gemeenschap? Ik heb het ooit meegemaakt dat op het einde van een viering gevraagd werd wie er kon helpen om een bejaarde dame te helpen verhuizen naar een kleiner appartementje. Onmiddellijk gingen er een tiental vingers in de lucht. Dat is nu kerk op zijn best.

Als Kerkgemeenschap staan we de komende jaren voor grote uitdagingen. We staan er niet alleen voor als we proberen wegen te zoeken om vandaag het licht van het evangelie te laten schijnen in de wereld, God is ons nabij. En die nabije God schenkt ons aan elkaar. Je kan triest zijn omdat de Kerkgemeenschap kleiner wordt of je kan het zien als een kans om meer gemeenschap te vormen. Dat is niet eenvoudig, want veel kerkmensen zijn niet meer zo jong en sommigen van hen – zeker niet allemaal – zijn wat vastgeroest. Ook voor hen moeten we oog en oor blijven hebben in de toekomst, maar terzelfdertijd moeten we ook nadenken en concrete stappen zetten om de verbondenheid in onze steeds kleinere gemeenschap te verdiepen en te verstevigen, want we zullen elkaar meer dan ooit nodig hebben. Het evangelie van vandaag leert ons dat die verbondheid, die vriendschap, die liefde er niet alleen moet zijn omdat we elkaar nu eenmaal nodig hebben, maar omdat het gewoon de kern is van de Blijde Boodschap die we te verkondigen hebben. Hoe kunnen we getuigen van een God die liefde is als er in onze gemeenschap altijd tweespalt is, als christenen onder elkaar blijven ruzie maken? Hoe kunnen we Gods liefde zichtbaar maken als we zelf niet in staat zijn die liefde te beleven?

Het evangelie van vandaag is dan wel kort, het moet ons zeker doen nadenken over ons christen-zijn op lange termijn. Kijk eens om je heen wie in de kerk zit: ken je die mensen? Zijn er mensen met wie je in ruzie leeft? ... Vooral parochieploegen moeten nadenken hoe ze hun gemeenschap kunnen omvormen tot een gemeenschap die elkaar draagt en verdraagt. Die parochieploegen kunnen kansen scheppen, maar uiteindelijk kunnen de parochieploegen het niet alleen, ze kunnen alleen uitnodigen, uiteindelijk is het elke gelovige die het moet waar maken, die moet willen ingaan op de uitnodiging om gemeenschap te vormen. Het moet toch kunnen? We hebben toch dingen genoeg gemeen om gemeenschap te vormen: we zijn allemaal mensen van vlees en bloed met talenten en gebreken, we delen hetzelfde geloof, we halen allemaal kracht en vreugde uit dat geloof. Waar wachten we nog op? Want, weet je, meer dan ooit zijn de ogen van de wereld op ons gericht. De paus probeert te tonen hoe je die liefde concreet kan maken en het wekt alleen bewondering op.