5e zondag van de veertigdagentijd C - 2019

‘Denk niet meer aan het verleden en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is. Ik onderneem iets nieuws, het begin is er al. Ziet gij het niet?’

Zusters en broeders, zo spreekt God de Heer in de eerste lezing, en we weten wat Hij met dat nieuwe bedoelt:  dat is de zending van zijn Zoon Jezus onder de mensen. In Hem brengt Hij zijn liefde en vrede tot leven. Dat beantwoordt dus helemaal niet aan het beeld van de strenge, straffende en zelfs wraakzuchtige God die in het verleden dikwijls werd voorgesteld. Nee, Hij is een God van liefde en vrede, en dat is nieuw.

Het nieuwe dat door Jezus belichaamd wordt, komt in het evangelie heel mooi tot uiting. Schriftgeleerden en farizeeën brengen een vrouw die betrapt is op overspel naar Jezus. Volgens de wet van Mozes moet zij daarvoor gestenigd worden, ‘maar Gij, wat zegt Gij ervan?, vragen ze uitdagend aan Jezus.

Zijn reactie wijst helemaal niet op een strenge en straffende God, maar op een God van goedheid en vergeving. Jezus zegt niets, maar ‘boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond,’ zegt de evangelist. Hij wil dus duidelijk niet meedoen aan de kwaadsprekerij en  de veroordeling door de schriftgeleerden en farizeeën, en dat is een voorbeeld dat wij altijd zouden moeten volgen. Er wordt zoveel over anderen geroddeld, kwaadgesproken, gelogen. Over valse mannen, ontrouwe vrouwen, drugsverslaafde jongens, slechte buren, en fantaseer maar verder. Je mag verzinnen wat je wil, ooit hoort het zeker bij de dagelijkse roddels.

We kennen het allemaal, en misschien doen we er zelfs aan mee. Niet doen, laat Jezus ons hier uitdrukkelijk zien. Dat wil niet zeggen dat ook wij op de grond moeten schrijven, maar wel dat we niet moeten meedoen aan geroddel en veroordeling, en dat we er zeker geen schep moeten bovenop doen.

Geen kwaadspreken en niet veroordelen, zegt Jezus, en Hij zegt ook wat we wel moeten doen. ‘Laat degene onder u die zonder zonden is het eerst een steen werpen.’ Het zou dus goed zijn als we ons altijd zouden afvragen of wijzelf wel zo goed en zo deugdzaam zijn als we ons willen voordoen. Of we er ons wel van bewust zijn dat ook wij verre van perfect zijn. Dat wij niet altijd de brave engeltjes zijn voor wie we ons misschien willen uitgeven. Als we onze eigen fouten zouden erkennen, zouden we wellicht vanzelf stoppen met negatief denken en oordelen over anderen. Fouten die misschien het licht niet mogen zien, fouten die te maken hebben met oneerlijkheid en onbetrouwbaarheid,  of met zoveel andere dingen die we aan anderen verwijten.  Niet doen, zegt Jezus, en aan die vrouw vraagt Hij: ‘Heeft iemand u veroordeeld?’ En wanneer ze antwoordt: ‘Niemand, Heer’,  zegt Hij: ‘Ook Ik veroordeel u niet.’ Dat zouden ook wij moeten doen: niet oordelen, en zeker niet veroordelen.

Er is trouwens nog iets opvallends in Jezus’ reactie. Er wordt een overspelige vrouw naar Hem gebracht, en volgens de wet van Mozes moet ze daarvoor gestenigd worden. Maar om overspel te plegen, moet je toch met twee zijn. Dus: waar is de man? Het lijkt merkwaardig dat Jezus die vraag niet stelt, maar het is normaal dat Hij dat niet doet, want als Hij dat wel had gedaan, had ook Hij meegedraaid in de molen van oordeel en veroordeling van zijn medemensen, en dat wil Hij zeker niet doen.

Zusters en broeders, in de eerste lezing zegt God De Heer: ‘Ik onderneem iets nieuws, het begin is er al.’ Dat nieuwe wordt belichaamd door Jezus, die de goddelijke liefde en vrede belichaamt. Die wordt ons vandaag voorgehouden. ‘Ziet gij het niet?’, vraagt God de Heer ons heel uitdrukkelijk. Het zou goed zijn als we het inderdaad zagen, en als we naar die liefde en vrede zouden leven in heel ons doen en denken. Als we ons bewust zouden zijn van onze eigen tekorten, en als we niet zouden oordelen en veroordelen. Als we dus zouden beseffen dat Jezus ook tegen ons zegt: Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Hoe liefdevol en vredevol zou de wereld eruitzien als we dat met zijn allen zouden beseffen. Laten wij het alvast proberen. Dan zullen we zeker het nieuwe zien dat God de Heer heeft ondernomen. Amen.