Witte Donderdag (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

"(Hij) kwam naar ons toe en vroeg of hij ons een voetmassage kon geven. Daar was hij goed in, zei hij. Ik zei, nee, dat zit er niet in. Linda trok haar schoenen uit en legde haar voeten op zijn knieën. Hij begon te kneden en te wrijven terwijl hij haar in de ogen keek.

               'Dat doe ik goed, nietwaar?' vroeg hij.

               'Ja, het is fijn', zei Linda.

               'Maar nu is het jouw beurt, Knausgård.'

               'Dat zit er niet in.'

               'Ben je daar te laf voor? Kom op, trek je schoenen uit.'

Tenslotte deed ik wat hij zei, ik trok mijn schoenen uit en legde mijn voeten op zijn knieën."

 - Een passage, dierbare gasten en parochianen; een passage, waarmee ik deze toespraak begin, uit het boek getiteld Liefde van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård van wie ik momenteel een beetje in de ban ben. Liefde is het tweede deel uit een serie van zes autobiografishe boeken van Knausgård onder de titel Mijn strijd. In het voorgelezen fragment: precies dezelfde weerzin tegen dat aangeraakt worden van de voeten, bij Knausgård in verband met de aangeboden voetmassage, én het zich daar toch maar aan overgeven, het toch maar laten gebeuren, zoals in de zojuist voorgelezen evangelietekst in verband met Petrus.

 Zo'n voetmassage of voetwassing, het heeft blijkbaar iets moeilijks, om niet te zeggen: iets gênants. Zowel bij Knausgård, de Noorse schrijver, als bij Petrus stuit het aanbod daarvan, en zelfs de noodzaak ervan, voor Jezus, op weerstand. Ik herkén die weerstand, want elk jaar weer mag ik zodadelijk samen met pastor Lokkerbol, zélf doen wat Jezus deed en van twaalf mensen hier eveneens de voeten wassen en probeer dan, precies als de masseur bij Knausgård, de mensen bij wie ik dat doe ook altijd even aan te kijken. Het aanraken van die voeten en het aankijken van de mensen bij wie ze horen, ik vind dat iets bijzonders, iets moois, maar ook iets moeilijks. Je komt op een eigenaardige manier nogal dichtbíj. Onze nieuwe paus Franciscus is eerder deze avond naar de Casal del Marmo getogen, dat is een jeugdgevangenis in Rome, om daar nota bene de voeten van twaalf jeugdige delinquenten te wassen. En hoe was dat voor hen? En hoe was dat voor de paus?

 Vanwaar die weerstand? Het is voor ons iets behoorlijk ongewoons, een voetmassage en zeker een voetwassing. Ik was zelf vanmorgen bij de kapper. Die raakt je hoofd aan. Aan het eind van de knipbeurt deed hij gel in m'n haar en daarbij woelde hij er even heel uitvoerig doorheen, door dat haar. Voor een kapper is dat iets normaals om te doen, niemand vindt dat raar. Maar die voeten? Als de pedicure, dat is blijkbaar altijd een vrouw want een 'pedicuur' kennen we niet volgens mij; als de pedicure ermee bezig is, -ja dat is zoiets als de kapper. Een masseur of masseuse, die kun je daar nog mee vergelijken, hoewel je van Knausgård de indruk krijgt dat hij zich toch bedreigd voelt door dat plotselinge aanbod, tijdens een feest is het; door dat aanbod van die massage, het heeft misschien ook iets, hoe zal ik 't zeggen, iets klefs, iets intrusiefs en grensoverschrijdends, alsof je toch in een soort gevarenzône komt bij mensen. Zó voelt 't in elk geval altijd voor mij enigzins.

 Het is een vreemd en zeer indringend gebeuren. En toch geloof ik dat het goed is om het in navolging van de Heer te dóen.

 Maar waarom?

 Wat daar meespeelt heeft paus Franciscus afgelopen ochtend geweldig verwoord, mijns inziens, tijdens de chrisma-mis die hij gevierd heeft in de Sint-Pieter. In die chrisma-mis worden de heilige olieën gewijd. Zelf vierden wij diezelfde chrismamis gisteravond met onze eigen bisschop in onze Haarlemse Sint-Bavokathedraal. In die mis wordt ook de veronderstelde 'instelling van het priesterschap' door Jezus gevierd. Witte Donderdag is in die zin dan ook 'de feestdag van de priesters'. In zijn preek vanmorgen richtte de paus zich dan ook speciaal tot de priesters toen hij zei, ik citeer:

 "Om onze zalving (die van het priesterschap - pv) te ervaren, de kracht en de werkdadigheid ervan, moeten we naar buiten gaan (de kerk uit! - pv): naar de randen (van de stad; naar die van het leven, van de ervaring - pv) waar lijden is, waar bloed vergoten wordt, waar blindheid is die verlangt om genezen te worden, waar gevangenen zijn van zoveel slechte bazen. Het is niet zozeer in de ervaring van ons eigen zelf en van de steeds terugkerende introspectie dat wij de Heer ontmoeten: Zelfhulpcursussen kunnen in het leven nuttig zijn, maar ons priesterlijk leven beleven door van de ene cursus naar de andere te hollen, van de ene methode naar de andere, dat leidt tot (...) het minimaliseren van de kracht van de genade, die geactiveerd wordt en groeit in de mate waarin wij, in geloof, naar buiten gaan om onszelf te geven en het evangelie te geven aan andere mensen, om het kleine beetje zalving (het kleine beetje olie - pv) dat wij hebben te géven aan iedereen die er niets van heeft.

 En de paus vervolgt: "De priester die weinig buiten zichzelf treedt (naar buiten treedt - pv), die weinig zalft (...), die verliest het beste deel van ons volk, dat deel dat in staat is om het diepste deel van zijn priesterhart te activeren. Wie niet uit zichzelf treedt (naar buiten komt - pv), die wordt tussenpersoon of manager in plaats van bemiddelaar van genade. (...) Omdat ze hun eigen huid en hart niet op 't spel zetten, krijgen ze nooit een hartelijk dankjewel te horen. Precies daar komt de onbevredigdheid van sommigen vandaan, die uiteindelijk somber worden, sombere priesters (...) in plaats van herders met "de lucht van de schapen" (te zijn). Dat vraag ik u: weest herders met "de lucht van de schapen".

 Tot zover de paus. Woorden, speciaal voor de priesters, voor pastor en Lokkerbol en mijzelf bijvoorbeeld, om goed over na te denken. Misschien doen wij, misschien doe ik het als priester niet goed. Misschien moet ik iets, het nodige, veel wellicht in mijzelf en in mijn priesterlijk bezig-zijn veranderen. En wat voor ons als priesters geldt, veelgeliefden, dat geldt denk ik voor ons allemaal, want: wij zijn, als christenen, 'een priesterlijk volk'. "Koningen en priesters worden wij genoemd".

 Dus waarom die voetwassing? In de woorden van de paus: De priester moet de lucht van de schapen ruiken - die van de zweetvoeten! Hij moet het lijden zien en het bloed, hij moet de blindheid en het vastzitten of opgesloten zitten of gevangen zitten van de schapen zien, ervaren en meevoelen. En hij moet 't op de eerste plaats ook zien van en bij zichzelf, de priester. We moeten 't van elkáár ruiken en zien en voelen en elkaar daarin dragen en ondersteunen en daarin en daardoor verlossing gaan ervaren, die van Christus. Niet bang zijn van elkaar. Niet vies zijn van elkaar. Elkaar durven aanraken - in de goede zin. Ik denk: dat is de bedoeling. Van harte wens ik u en mijzelf toe dat wij daar iets, dat we daar méér dan tot op heden wellicht van mogen waarmaken. Amen.